De Vollenhovense Bol is als scheepstype rond 1900 ontstaan als visserscheepje voor de Zuiderzee. Scheepsbouwer Kroesse uit Vollenhove ontwierp en bouwde voor de visser Jongman voor 250 gulden een schip van ongeveer 6 meter 30 dat meer zeewaardigheid moest bieden dan de punter waar hij voorheen mee viste. Kroesse putte uit zijn ervaring met het bouwen van de bekende botters en schokkers en ook de minder bekende Vollenhovense schuiten of bonsen. Het resultaat was een scheepje dat qua lijnenplan doet denken aan een botter, maar met de afmetingen en verhoudingen van een bons (een soort kleine schokker).
Kenmerkend zijn een smal, plat, sigaarvormig vlak, ronde zijkanten, een bolle kop en een enigszins spits achterschip. Maar het is niet zomaar een verkleinde botter. In verhouding is de kop minder hoog en is het achterschip minder laag. In de bolle kop was een klein roefje.
Het bleek een goed hanteerbaar schip te zijn met goede zeileigenschappen. Al snel werden er meer van gebouwd en gingen ook andere werven vergelijkbare schepen bouwen in lengtes van 6 tot zo’n 9 meter.
Al voor de oorlog werden ook enkele bollen als jacht gebouwd. In de jaren ’60 van de vorige eeuw ontwierp jachtontwerper J.K.Gippon op basis hiervan een stalen zeiljacht. Dit type werd snel populair. Er zijn er in de jaren ’70 veel van gebouwd, met name bij de werf Kooijman en De Vries in Deil.